Experimenteren met faalangst: Hoe werkt een experiment?

Ik heb jullie vorige week op pad gestuurd om kleine experimentjes uit te voeren om je eigen hypothese te toetsen. Als je er niet helemaal uitkwam – je bent niet de enige. Daarom besteed ik deze week wat extra aandacht aan hoe je zo’n experiment opzet en uitvoert.

Allereerst moet je natuurlijk een experiment kiezen. Hoe besluit je welk experiment goed aansluit bij jouw hypothese?

Laten we de hypothese uit het filmpje nemen: ‘Als ik mijn mening geef, of een idee heb dan vinden anderen mij oninteressant.’

Dan moet je op zoek naar situaties in jouw dagelijks leven waarbij die stelling van toepassing zou kunnen zijn.
Dit kan van alles zijn, denk er niet te lang of te ingewikkeld over na.

Misschien durf jij aan iemand te vertellen wat je van een film vond die jullie hebben gezien.
Misschien durf je een voorstel te doen in een vergadering op je werk.

Het mag alles zijn, maar het is belangrijk om zo klein te beginnen dat je het nog durft.
Bedenk situaties waarin jij jouw hypothese ‘tegenkomt’ en verzin er je eigen experimenten bij.
Dat is belangrijk omdat het moet kloppen met jouw hypothese en: je gebruikt de situaties die je sowieso al verwacht (of in je agenda hebt staan).

Je kunt experimenten vervolgens rangschikken van ‘dagelijkse kost’ naar ‘doodeng’, en vervolgens stap je in waar jij je nog veilig voelt. Je bouwt langzaam op, je wil jezelf niet gelijk voor de leeuwen werpen. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je te klein begint: We hebben vaak de neiging om streng voor onszelf te zijn. En alles wat je nu nog doet is data verzamelen.

Hoe verzamel ik data?

Als je een experiment doet stel je jezelf de volgende vragen om je data te verzamelen:

  • Hoe voel je je terwijl je je experiment uitvoert?
  • Hoe voel je je achteraf?
  • Wat was het effect van jouw experiment op de ander?

Dus stel, dit was jouw hypothese en je besloot te toetsen hoe het zou zijn om je mening te geven over een film die je samen met iemand hebt gezien.

  • Ik voelde me nerveus terwijl ik het experiment uitvoerde omdat ik bang was dat hij/zij mijn mening niet zou waarderen.
  • De ander vond mijn mening interessant waardoor we daarna een goed gesprek hadden over de film.
  • Achteraf voelde ik me opgelucht

Of het gaat niet zoals je hoopt:

  • Ik voelde me nerveus terwijl ik het zei.
  • De ander zei dat ik echt stom was omdat ik die film goed vond.
  • Achteraf voelde ik me heel naar.

En zo verzamel jij jouw eigen data om te kijken of je hypothese klopt.
Dat is eigenlijk alles wat je hoeft te doen. Je hoeft geen problemen op te lossen, geen conclusies te trekken, je hoeft niet ineens van je faalangst af te zijn.
Je bent nog aan het leren! Je hoeft alleen maar te registreren wat er gebeurt als jij een experiment doet.

Ik hoop dat je nu wat helderder voor je hebt hoe je te werk kunt gaan met de experimenten.
Als je vragen hebt: Bel of mail gerust, of laat een berichtje achter in de commentsectie.

Je kunt dit!
De Assessmentcoach.