Experimenteren met faalangst: Aflevering 2
We hebben het vorige week gehad over worst-case scenario’s, en de pijn die daar achter zit.
Als je een van mijn vaste lezers bent heb je vorige week je eigen worst-case scenario gemaakt en daar nu een week mee rondgelopen. Well done, ik ben trots op je.
Laten we nu eens naar het voorbeeld kijken van vorige week:
Dit was het worst-case-scenario uit het voorbeeld:
Het ergste wat kan gebeuren als ik wordt afgewezen op mijn assessment is:
- Dat ik de baan niet krijg
- En dat is erg omdat dat betekent dat ik nooit verder kom in mijn carrière
- En dát is erg want dat tast mijn gevoel van eigenwaarde aan
En aangetaste eigenwaarde is niet fijn.
De angst ‘Ik krijg de baan niet’ wordt > ‘Ik krijg de baan nooit’, en dat wordt op zijn beurt > ‘Ik wordt nooit voor iets gekozen’. En dan voel je je waardeloos. Dat wil je natuurlijk niet voelen, dus de kans dat je dan begint te relativeren is vrij groot. Maar daarmee ontken je de onderliggende angst. En als je ‘m ontkent laat jij ‘het stuur los’, en geef je die angst de controle over jou.
Die diepere angst wordt getriggerd doordat je ineens moet presteren. Normaal functioneer je prima, maar nu er druk ontstaat komt faalangst gemakkelijker naar de oppervlakte.
Kijk eens deze twee stellingen uit het voorbeeld. De eerste en de laatste stap uit het worst-case-scenario.:
- Ik krijg de baan niet
- Ik wordt nooit gekozen
Welke komt dan harder aan?
Zet jij jouw beginstelling en eindstelling eens tegenover elkaar. Welke doet meer pijn? Het kan goed te maken hebben met hoe feitelijk de stelling is. Vaak is het: hoe feitelijker, hoe mínder pijn.
Ik krijg de baan niet: Feitelijk. Wat jammer. Het leek de perfecte baan. Je baalt een tijdje, en gaat op zoek naar een nieuwe uitdaging. Je leven gaat door.
Ik wordt nooit gekozen: Niemand kiest jou ooit. Want jij bent niet goed genoeg. En dat blijft
voor altijd zo. Dat bepaalt dus je leven.
Die tweede angst regeert de boel. Er is niet veel feitelijks meer aan, en de angst gaat met je op de loop. Je herkent dit aan woorden als ‘altijd’, ‘nooit’, ‘niemand’, ‘iedereen’. Het wordt een absolute angst die er uitkomt als je onder druk staat.
Zoals een kind nog niet verder kan kijken, nog niet de ervaring heeft dat iets weer overgaat, en oplosbaar is. Zo brengt faalangst je in zo’n tunnel waar je niets anders ziet dan die eigen interpretatie.
Ik was vier. In de kleuterklas vond ik een verkruimelde Liga in de gang waar we onze pauzehapjes bewaarden. Hij leek niet van iemand dus ik at hem op – maar hij was wél van iemand.
Nadat ik had opgebiecht dat ik het was moest ik de volgende dag een nieuwe Liga meenemen van de verontwaardigde juf. Maar: Wij hadden thuis nooit Liga! Ik had een onoverkomelijk probleem.
Als kind is je wereld kleiner. Je kunt minder ver kijken, dus ik was voor een onmogelijke taak gesteld.
“Dan kopen we toch een Liga” zei m’n vader toen ik er dikke peutertranen om huilde. Waarom werd hij ter plekke mijn held? Niet alleen omdat hij het directe Liga-probleem oploste, maar omdat hij m’n wereld een stukje groter had gemaakt.
Faalangst vernauwt het je blik op diezelfde manier.
Je kunt niet meer verder kijken dan ‘Ik wordt nooit gekozen’.
En dan is elke afwijzing pijnlijk, want het draagt alleen maar bij aan dat gevoel.
Dus wat je wil, is die blik verruimen en je angst minder absoluut maken, zodat die je niet belemmert.
Je te realiseren dat je je in een tunnel bevindt is een stap in de goede richting, maar dan ben je er natuurlijk nog niet.
Ik kan je namelijk niet – hup! – even met een artikel van je faalangst afhelpen.
Dat is hard werken – en je moet het grotendeels zelf doen.
Maar ik kan je wel helpen.
Ik wil je uitnodigen om wat experimentjes te doen.
Kleine experimentjes om de hypothese van jouw absolute angst te testen. Dus in dit geval zou de hypothese zijn: Ik wordt nooit gekozen.
Wat voor experimentjes kun jij bedenken om die hypothese te toetsen?
Zorg dat het echt kleine experimentjes zijn, waar om te beginnen geen spanning op staat, maar die wél je hypothese kunnen toetsen. In mijn video wordt ‘Een vriend uitnodigen’ als voorbeeld genoemd. Zo klein kan het zijn.
Zo verzamel je data. Klopt het dat jij nooit wordt gekozen?
Let op hè: ik zeg niet dat de hypothese wel of niet zal kloppen. Wees niet vooringenomen. Misschien klopt het 98% van de tijd. Of 100% Of 2%. Ik weet het niet.
Vaak -bovendien- geven deze data je nog meer informatie. Bijvoorbeeld: Hé, als ik een vriend uitnodig en hij kan niet, heb ik wel een heel fijn en aangenaam gesprek daarna. Of kan hij niet maar vraagt hij wel of ik een week later mee ga op een boottripje. Of…
Die faalangst, daar heb je lekker lang over gedaan om die te ontwikkelen, hè. Dus met één experimentje ben je er niet vanaf. Blijf nieuwe experimenten uitvoeren! Hou dat een paar weken vol.
Zo klim je stapje voor stapje uit je faalangst. Uit die tunnelvisie.
Weet je wat? Laten we een challenge doen!!
Een challenge waarbij we samen uit die faalangst klimmen.
Een challenge met kleine opdrachtjes helemaal op maat voor jou. Ik ga je daarmee helpen.
Ben je benieuwd? Wil je meedoen?
Mail dan alvast naar suzanne@oefenjeassessment.nl.
Je kunt dit!
De Assessmentcoach.
Je kunt dit!
De Assessmentcoach